Dahlia
Ze deed het wel vaker, ik was er inmiddels aan gewend geraakt. Elke ochtend, vlak voordat het licht werd, stond ze op, -de wekker had ze niet nodig- nam plaats op de logge zitbank in de huiskamer en telefoneerde naakt. Hooguit tien minuten. In het begin vroeg ik haar met wie ze belde. En waarom dat midden in de nacht moest. 'Vertrouw je me?' Ik hield van haar. 'In een relatie zijn er dingen zijn die je voor jezelf wilt houden, dat is alles.' Ze telefoneerde zacht, ik kon haar vanuit de slaapkamer nauwelijks horen. Voorzichtig kroop ze terug op de plek die ik voor haar warm had gehouden. Ik deed alsof ik sliep als ze terugkwam.
Wij begrepen elkaar beter dan menig stel dat hun jubileum reeds gevierd had. Drie jaar en twee maanden begrip. De eerste ontmoeting vond plaats terwijl we het niet wisten. Ik zong een aria vanuit de achterste rij van het kerkkoor, terwijl haar nichtje het jawoord aan haar aanstaande gaf. Dahlia had op de tweede rij gezeten, haar rug gerecht tegen de houten lage bank. Ik kon haar rechte rug zo voor me zien, haar rug was altijd recht, behalve als ze sliep. Ze vertelde me later dat ze blauwe plekken had overgehouden aan deze trouwerij.
Twee maanden daarna zat ze zelf vooraan in de kerk. Ze was van de bank naar de voorste stoelen verhuisd. De kerk was niet gevuld en mijn stem had me die dag in de steek gelaten. Ik playbackte de koorliederen. Ze keek niet gelukkig, de man aan haar zijde evenmin. Alsof ze met tegenzin de kerk was binnengesmokkeld. Halverwege de monoloog van de pastoor werd ze onwel. Haar hoofd viel slapjes naar voren. Daarna ging alles snel. Een ambulance, verwarde gezichten, een brancard droeg haar weg. Ze heeft deze dag nooit overgedaan, de trouwjurk bracht ze terug naar de winkel.
Ze stond aan de toonbank, ik erachter, ze keek me strak aan. Ik herkende haar meteen, ook in haar strakke spijkerbroek en haar blonde krullen los op haar schouders. Haar gezicht stond hetzelfde, haar ogen spraken dezelfde taal. Of die vlek eruit kon en liefst een beetje snel. En ik moest voorzichtig zijn, in de winkel mochten ze er niets van kunnen zien anders zou ze naar haar geld kunnen fluiten. Ik hoefde niet te vragen hoe die vlek erin was gekomen en al had ik het niet geweten, durven vragen zou ik het niet. Niet aan haar, niet aan iemand van haar kaliber. Ik voelde me krimpen achter de toonbank terwijl ze praatte. Het was een vrouw met klasse, stijl. Hard en zacht tegelijkertijd. Geen vrouw voor mij.
Ik nam de jurk voorzichtig in ontvangst, rolde hem op een arm. 'Overmorgen kun je hem ophalen'. Ik keek haar niet aan. 'Wees voorzichtig, hij heeft me een fortuin gekost'. Ik knikte als een jaknikker maar dat zag ze niet meer.
Overmorgen was drie jaar en twee maanden geleden. Ze kwam met een verwarde blik binnen, ik had van dienst geruild om zeker te zijn dat ik haar zou treffen, ze vroeg naar de jurk. De vlek was verdwenen, het was een simpele operatie. Ze had zich nergens zorgen om hoeven maken. Maar dat had ik haar niet gezegd. 'Ik kom mijn trouwjurk halen, maar ik kan je niet betalen'. Ze leek me niet te herkennen. 'Loop met me mee naar de bruidswinkel, ik breng de jurk terug en ik betaal je meteen'. Ze overviel me met deze constructie. Ik dacht niet na, antwoordde ja, sloot de stomerij, liep met de bruidsjurk in plastic gehuld op mijn arm gehaast achter haar aan.
'Jullie grote dag gaat niet door?' De armbanden van de verkoopster klikten hard op de toonbank terwijl ze de jurk met grote voorzichtigheid in ontvangst nam. Ze was met goud behangen, zelfs haar haar leek van goud. Dahlia lachte voorzichtig, voor het eerst zag ik haar lachen. Niemand zei iets. De gouden vrouw ontvouwde de jurk en onderwierp hem aan een grondige inspectie. Ik had goed werk geleverd, van de vlek was geen spoor meer te bekennen. 'Heb je hem gedragen?' Dahlia schudde haar hoofd. Ik zag dat ze licht nerveus werd van haar leugen. 'Goed, ik zal het geld halen'. De vrouw keerde zonder jurk terug, schreef een bonnetje en gaf haar het geld. Zwijgend verlieten we de winkel, Dahlia met een bundel geld in haar hand. 'Hier, dit is jouw deel'. Ze gaf me het hele bedrag van de trouwjurk en zei dat het zo goed was. Ze bedankte me en stak de straat over zonder te kijken. Ik verstijfde, bleef achter met het geld dat niet van mij was. Voordat ik iets had kunnen zeggen was ze al verdwenen in de menigte.
Ik keerde enigszins verward terug naar de stomerij. Het werd druk die middag, het leek alsof iedereen die dag de noodzaak inzag van een garderobe zonder vlekken. Gordijnen, overjassen, rokkostuums, alles moest gereinigd worden. En dat terwijl de feestdagen niet eens voor de deur stonden.
Haar vergeten kon ik niet. Drie keer liep ik terug naar de winkel van de gouden vrouw, pas de vierde keer durfde ik naar binnen te stappen. Met zweet in mijn handen stiefelde ik richting toonbank. 'Kent u me nog? Eergister was ik hier met een dame die haar bruidsjurk terugbracht. Ik vroeg me af of u ergens heeft genoteerd hoe ze heet, ik ben op zoek naar haar, ze heeft me het geld van de jurk gegeven maar het is niet van mij'.
Ze zette de bril op die aan een koord om haar nek hing. 'Laat me kijken, eergister zei je?' Ze bladerde in een kwitantieboekje, keek bij woensdag, en noemde een naam. Aan het aantal kwitanties van de woensdag te zien had ze die dag weinig klandizie gehad. 'Hier staat ene Dahlia. Dahlia zonder achternaam, wel met een handtekening'. Ik bedankte haar. Dat moest haar zijn.