Gaswinning

Door de regendruppels op mijn bril zie ik dat er, sinds ik vanochtend naar mijn werk vertrok, in de straat iets is veranderd. Het fietsenrek voor mijn deur is onbereikbaar en het voetpad in de straat is opengebroken. Bovendien verschaft een houten loopbrug me toegang tot mijn voordeur. Verend bereik ik de brievenbus waarin ik slechts de oproepkaart voor de aankomende verkiezingen aantref. Geen brief van het stadsdeel met tekst en uitleg over deze bouwwerkzaamheden. Niets over de reden noch over de duur ervan.

Het is maar goed dat de wasmachine een week eerder gebracht is want die had deze kloof nooit kunnen nemen, mopper ik in gedachten. Mijn rijzende irritatie wordt onderbroken door een gaslucht. Ik inhaleer diep en stap eens heen en weer om de bron te kunnen traceren. Ik heb geen tijd voor gasdampen want over een uurtje staat een heerlijke kaasfondue op me te wachten. De wind bemoeilijkt mijn diagnose en ik vraag de buurman om een second opinion. Hij antwoordt geïrriteerd dat hij altijd een gaslucht ruikt en dat de hele riolering en de straat en de kabels en de tegels verkeerd gelegd zijn. Verslagen druip ik af.

Ook een eerste telefoontje om iets voor half vijf naar het stadsdeelkantoor levert niets op. De medewerkers die iets kunnen vertellen over de verbouwingen -en de misschien wel bijbehorende gaslucht- zijn al vertrokken. Zoals het echte ambtenaren betaamt. Ik vertel de dame aan de telefoon dat er een gaslek voor mijn deur is waarop ze kordaat antwoordt: 'daar heb ik geen melding van gehad'. Waarna ze me verkeerd doorverbindt met de Milieupolitie. Die vinden het grappig, bij hen moest ik zeker niet zijn. Maar waar dan wel, weet niemand me te vertellen.

Gefrustreerd bel ik de politie op het geen-spoed-alarmnummer en doe melding van een gaslek voor mijn voordeur. 'Mevrouw, daar hebben we geen melding van gehad. En bovendien moet u niet bij ons zijn', zegt de agent. Ik antwoord dat toch iemand de eerste melding moet maken maar de andere kant van de lijn is niet onder de indruk. De politiebeambte adviseert me -als de gaslucht heel sterk is- de brandweer te bellen. Maar ik wil geen loeiende brandweerauto's, afgezette straten en tv-zenders voor de deur als het alleen maar een onschuldige gaslucht is. Ik vraag hem hoe ik moet beoordelen hoe een te sterke gaslucht ruikt. 'Als het net zo sterk ruikt als boven uw gasfornuis is het mis, mevrouw', zegt hij alsof ik een getrainde gas-ruiker ben. Boos hang ik op en ik verdwijn onverschillig naar mijn kaasfondue. Als niemand zin heeft in een gaslek, dan ik ook niet. Bij thuiskomst is de gaslucht niet verdwenen maar ik houd mijn neus dicht en wil slapen, slapen op een gasbel.

Totdat de volgende morgen om acht uur de deurbel me bruut uit mijn slaap wekt. Een vriendelijke man van de NUON vraagt mij -en alle andere buurtbewoners- om de gaskraan dicht te draaien omdat er vanochtend door de bouwvakkers een gaslek is geconstateerd. 'Recht voor uw deur, mevrouw'. Als ik weer praten kan doe ik mijn verhaal en ons beider broeken zakken af van verbazing. De meldingen van gister hadden inderdaad bij hen terecht moeten komen. Als een waardig document overhandigt hij mij de pijp die is afgebroken. Ik mag het bewijsstuk houden. Opgelucht neem ik plaats aan de keukentafel en leg mijn persoonlijke archeologische vondst op mijn stemkaart. En besluit misschien wel te gaan stemmen op de partij van het fatsoen, de partij die zich opwerpt tegen hufterigheid.